Interview met Glenda Noordijk
Veel daltonleraren genieten hun daltonopleiding bij Noordijk Dalton Advies. Ook heel wat daltonschoolteams en daltonkindcentra hebben voor de begeleiding bij het proces van ‘dalton-worden’ en ‘dalton-blijven’ de weg naar Glenda Noordijk gevonden. Glenda is een belangrijke opleider in het ‘daltonwereldje’. De hoogste tijd om eens nader kennis te maken.
Utereg Me Stadje
Glenda is geboren in hartje Utrecht. “Mijn ouders trokken bij mijn oma in. We woonden in een negentiende-eeuws pand tegenover de watertoren Lauwerhof. Voor mijn gevoel heb ik pas voor het eerst buiten gespeeld tijdens de eerste autoloze zondag. Ik knutselde daarentegen veel, Maar als ik buiten was, was ik een echte voetzoeker,” stelt Glenda. “Ik keek altijd naar wat er voor me op straat of in de natuur te vinden was: schelpjes, torretjes,…. Ik was nieuwsgierig, maar ook eigenwijs. Ik wilde altijd van alles weten!”
Het gezin trok er veel op uit. “Mijn ouders waren lid van de Nederlandse Toeristen Kampeer Club (NTKC). Die club staat voor een vorm van sportief en actief kamperen. Je snapt het wel: zelf water pompen om de wc door te spoelen. Later hadden we een caravan en een boot aan het Sneekermeer. Daar heb ik met mijn vader nog wedstrijden gezeild.”
Vrij bewegen
“Thuis was ik de oudste en ik ging naar de montessorischool. Ik speelde zelden op straat. Toen er in de buurt een klein speeltuintje aangelegd was en ik na de feestelijke opening er voor de eerste keer alleen naartoe ging, kwam ik thuis met een blauw oog.” Het vlotte in sociaal opzicht niet. Ook niet op de hervormde Burgerschool. Glenda was niet weerbaar en werd gepest. Daarom werd ze van school gehaald.
Vanaf de vierde klas ging Glenda naar de Juliana van Stolbergschool, de daltonschool aan het Pieterskerkhof. “Ik ben er warm ontvangen! Ik ben er mijn leraren Koen Hielkema en Roel Röhner nog altijd dankbaar voor.” Glenda hervond er de vrijheid die ze als kleuter op de montessorischool ervaren had. “Op de daltonschool mocht je mens zijn en voelde ik me gewenst en was er vertrouwen. Hier liepen kinderen door de school om naar de wc te gaan of om een potlood of een boek te pakken. Op de vorige school waren er alleen kinderen op de gang die straf hadden. Je mocht hier bewegen, tussendoor naar de snuffelhoek. Op de handenarbeidzolder mocht je zelfs zonder toezicht gutsen en etsen en werken op het weefgetouw. We mochten zelfs ‘gewoon’ voor ons taakwerk in de kloostertuin van de Dom werken. We gingen naar het museum voor een werkstuk en als je in de zesde klas ‘dienst’ had, deed je boodschappen voor het keukentje.” Glenda wist destijds dat ze op ‘de school met de taak’ zat. Daar werd wel over gepraat alsof het voor mensen was die niet helemaal ‘oké’ waren!
Vieze inktvlekken
Glenda was een wakker kind: “Ik herinner me de geuren en zie veel details nog voor me. De werkwijze was zó anders! Die ervaring heb ik als visiteur wel gebruikt. Ik sprak het liefst met kinderen die tussentijds op school ingestroomd waren. Die kunnen namelijk precies vertellen wat er zo anders, zo bijzonder aan de daltonschool is.”
Glenda leerde op een daltonmanier te werken. Onder het werk van de dag moest een streep gezet worden en er werd met dagstempels gewerkt, die elke dag door de dagstempeldienst moest worden doorgedraaid. “Het heeft echt even geduurd voordat ik begreep dat die inktvlekken in al die schriften dagstempels waren,” grinnikt Glenda. Ook de taakkaart moest worden afgestempeld. “We werkten met een soort garagebord met allerlei sleuven. Van links naar rechts stonden de taken en van boven naar beneden de namen van de kinderen. Met gekleurde kaarten werd in rood het werk in uitvoering aangegeven. Als je klaar was, schoof je er een groen kaartje boven. Zo kon de klas zien wie er met dezelfde opdracht bezig was en had de leraar een overzicht hoe ver iedereen met zijn weektaak was.”
De opdrachten stonden op het bord. Die moesten door de kinderen overgenomen op hun eigen taakkaart. Met potlood en liniaal moesten er vakjes getekend worden en het werk moest in de gewenste volgorde ingepland worden. Het werk was per dag in kleur op het bord aangegeven. Dat kon helpen bij het plannen, al was die planning niet verplicht. Als iedereen het werk ingepland had, werd het bord schoongeveegd. Ook de huishoudelijke taken werden door de kinderen zelf ingepland. “Er was ook sprake van keuzewerk. Dat had iets van een beloning die je jezelf geeft omdat je vindt dat je die verdiend hebt, maar ook iets van een activiteit om je gedachten even te kunnen ordenen: ik ging dan bijvoorbeeld even ‘wat anders doen’ in het snuffelhok!”
Er was veel aandacht voor creatieve vorming op school. Handenarbeid, weven… Zelfs veel toneel! Jan Terlouw had zijn kinderen ook op school en schreef wel toneelstukken voor ons. Op de verkleedzolder hingen rekken verkleedkleren. We schreven voor de weekopeningen en vieringen ook zelf toneelstukjes. Zelfs de groep 8-musical schreven we zelf. Mijn moeder maakte daarvoor de liedjes.”
Papa Roel
Glenda’s moeder was actief. De school bevrijdde haar van het aan huis gekluisterd-zijn als huisvrouw. “Mijn moeder werd klassenvertegenwoordiger, overblijfmoeder en lid van de ouderraad. Ze kende iedereen. Ze ging zelfs langs de deuren om de ouderbijdrage op te halen. Toen ze ook nog meeging op werkweek, steigerde ik. Ik wilde niet bespied worden. Ik herinner me het gesprek goed dat ik toen met mijn meester had. Roel Röhner zei: “Je hebt deze week geen moeder, wel een papa! En die papa ben ik! Toen ik hem later terugzag, sprak ik hem wel aan met ‘papa Roel’.”
Het gevoel van thuiskomen
Glenda gaat na de havo naar de Pedagogische Academie bij station Overvecht. Als kind speelt ze al ‘schooltje’ met haar broertje en zusje. Maar op de eerste oefenschool slaat de twijfel toe. Had ze niet de verkeerde opleiding gekozen? In een gesprek met een mentor komt echter het inzicht: Glenda is een ‘daltonkind’. Die aardt niet op een reguliere school. Ze verandert van stageschool en leert het vak op haar oude basisschool aan het Pieterskerkhof.
De juf met nagellak en lippenstift
“Later draaide ik op een VSO-MLK vanwege langdurige ziekte van de leraar samen met een andere student een eigen groep. We zetten onze lessen op een daltonachtige manier op, met taken en werkend volgens het circuitmodel. Ik was net twintig en had leerlingen die zelfs ouder waren. Maar ik was een juf met nagellak en lippenstift en dat vonden die meiden geweldig. Ik beloonde ze voor het maken van sommen en het lezen van teksten door ze daarna de tijd te geven om hun lippen te stiften en nagels te lakken.”
De was sorteren
Glenda verhuist naar Den Helder. Daar bouwt ze in verschillende groepen toch steeds een beetje een eigen daltonklasje in een verder niet-daltonschool. In 1990 verhuist ze naar Delft, waar ook haar drie kinderen geboren worden: Merel en de tweeling Roos en Jelle. “We hebben de kinderen een echte daltonopvoeding gegeven. Daar merkte ik hoe dalton in mijn vezels zit. Wat ze zelf konden, lieten we ze zelf doen. Als twee- en driejarigen sorteerden ze de was; ze smeerden hun eigen boterhammen en als ze hun gymspullen vergaten, waren we benieuwd hoe ze dat zouden oplossen!” Glenda schiet in de lach: “Mijn huidige vriend is een echte curling-vader tot de max in het kwadraat! Ik was natuurlijk niet alleen een daltonjuf, maar ook een daltonmoeder. Ik heb er nu veel gesprekken over. Toen de kinderen op zwemles zaten, werden ze door mijn man in Delft met hun zwemtasje op de bus gezet. Ik pikte ze in Zoetermeer bij de bushalte bij het zwembad op, heb daar destijds nooit over getwijfeld. Ik heb het idee dat ze echt zonder vrees opgevoed zijn.”
Zij die van dalton weet
Na wat omzwervingen op verschillende (vernieuwings)scholen in de regio, komt Glenda te werken op de Edelsteen in Zoetermeer en op de Tweemaster in Pijnacker. “Ik had daar nog sterk het ideaalbeeld van mijn eigen schooltijd voor ogen en toen ik dat beeld anderen voorhield, werd me wel enige arrogantie en eigenwijsheid verweten. Er was echter een grote behoefte aan het borgen van daltonontwikkeling op school en ik nam als ‘zij die van dalton weet’ de taken die er lagen, op me. Daarbij heb ik wel ontdekt dat er meerdere wegen naar Rome leiden bij het vormgeven van dalton in de praktijk.”
Op eigen benen
Hans Wenke had de school opgeleid en als ‘de grote daltonmeester’ wordt hij weer ingehuurd voor het ontwikkelingsproces op school. Hans bereidt de studiedagen met Glenda voor en steeds vaker krijgt Glenda ook een rol in de uitvoering. Het leidt ertoe dat Hans haar ook vraagt om cursussen te gaan geven op andere scholen. “Ik heb voor Hans zelfs nog scholing verzorgd op de pabo in Emmen.”
Op het congres van 2004 vraagt Lou Pinkaers Glenda te overwegen om op eigen benen te gaan staan en een eigen opleidingsinstituut te starten. Glenda durft de stap aan en vraagt in 2005 bij de NDV de opleidingslicentie aan voor Noordijk Dalton Advies.
“Er is voor mij een parallel in de ontwikkeling die ik zelf heb doorgemaakt en wat ik kinderen mee wil geven: Het gaat in het leven erom de gereedschapskist te vullen waarmee je je eigen weg in de wereld vindt. Voor mij zijn lef en ondernemerszin daarbij essentieel. Op school mogen kinderen in een veilige setting oefenen en die gereedschapskist vullen, zodat ze niet met lege handen in de wereld staan.”